Volgens Professor DRAPER van de universiteit van Nieuw-York, bedraagt de waarde van het in het jaar 1864 aan de markt gebragte petroleum niet minder dan 15 millioen pond sterling (180 millioen guldens), een vierde der waarde van den grootsten katocnoogst, die ooit in Noord-Amerika verkregen is. Voor vier jaren werd de eerste petroleumbron geboord, en er is geen tweede voorbeeld eener zoo snelle handelsontwikkeling. Nergens ter wereld zijn in den loop der laatste jaren zoo schielijk groote vermogens gewonnen dan door de gelukkige eigenaars van den grond der petroleum-bronnen. Een hunner, JOHN STEELE, heeft thans een inkomen van 150,000 pond sterling’s jaars van een stuk land, dat voor vier jaren niet zoovele penny’s opbragt. Landgoederen, die in het jaar 1859 nog met 400 pond sterling te duur betaald werden, zijn thans verkocht voor 120,000 tot 200,000 pond sterling. Een kleine streek lands in de Oil-creek Valley in westelijk Pensylvanië, 20 E. mijlen lang en 2 mijlen breed, die vóór 1859 voor 1 pd. st. per acre verkocht was geworden, en ten hoogste 25,000 pd. st. had opgebragt, is thans 50 millioen ponden sterling waard. Hare waarde is derhalve 20,000 maal grooter geworden. (DINGLER’s Polytechnisches Journal, 1805, p. 328).