Den 25 Mei van het vorige jaar barstte een hevig onweder uit boven het dorp Hamois, gelegen aan de boorden der Ourthe. Een jong man bevond zich op het veld met eene talrijke kudde schapen, toen hij door het naderend onweder bewogen werd naar huis terug te gaan. Op den top van een berg, door de landlieden Gay-Vieux-Sarts genaamd, gekomen, en wel op een naauwen en moeijelijken weg, plaatsten zich de schapen in twee van elkander gescheiden groepen, met de koppen tegen elkander gedrukt en weigerden verder te gaan. De herder koos eene schuilplaats achter een struik om daar het eind van het onweder af te wachten. Zijn broeder ziende dat hij niet kwam, besloot hem te gemoet te gaan en was niet meer dan 20 el van hem verwijderd, toen een vreeselijke donderslag hem deed stilstaan. Bij menschengeheugenis was nog nooit zulk eeno ontlading waargenomen. De herder en zijne gehecle kudde waren door den bliksem getroffen, hij zelf was geraakt op de kruin van het hoofd, al zijn hoofdhaar, van zijn hals af, was verdwenen, en de bliksem had een streep achtergelaten, zoowel op zijn hoofd en aangezigt als op zijne borst. Van de 152 schapen, waaruit de kudde bestond, waren er ongeveer 126 gedood. Zij waren allen met bloed bedekt en hunne wonden waren even verschillend als zonderling; van sommigen was het hoofd doorkliefd, dat van anderen was geheel doorhoord, van enkelen waren de beenen gebroken enz.