„De inlanders zijn in Nieuw-Holland bijzonder behendig in het jagt maken op sommige dieren. Zoo werd mij op zekeren dag door een inboorling, BOOROOLLAH genaamd, een fraaije honigraat aangeboden. Over zulk een aangenaam geschenk verwonderd, besloot ik het middel te loeren kennen, door hetwelk hij in staat was geweest het zich te bezorgen; ik verzocht dus BOROOLLAH mij zijn geheim mede te deden. Hij antwoordde mij met eenige woorden, die ik op de volgende wijze zou kunnen vertolken: „Het eenige, dat men te doen heeft is eene bij te bespieden als zij gaat drinken en haar te volgen tot aan haar nest.” Mijn gelaat drukte zeker eene groote mate van ongeloof uit, want hij voegde er bij: „Daar gij mij niet gelooft, zoo ga met mij mede, gij zult zien, dat ik de waarheid gezegd heb.” Mijn jager ging toen twee netten halen, die hij onder den arm nam, waarop wij vertrokken, terwijl hij mij het diepste stilzwijgen aanbeval. Binnen weinige minuten kwamen wij aan eene met water gevulde holte; daar gekomen nam de zwarte een slok van het water in zijnen mond en bewaarde eene geheel onbewegelijke houding, terwijl hij het hoofd over de oppervlakte van het water gebogen hield. Een uur ongeveer ging op deze wijze voorbij, en het begon mij te vervelen voortdurend een man aan te staren, die in bewondering van zijn eigen beeld verzonken scheen, toen bet gegons eener bij mijne aandacht tot zich trok; zij vloog eerst over bet water, toen enkele malen om het hoofd van den zwarten, die evenwel stil en onbewegelijk bleef, tot op bet oogenblik dat de bij door een anderen toon van haar gegons te kennen gaf, dat zij ging drinken. Op dit oogenblik, als ware bij in beweging gebragt door een veer, spuwt BOOROOLLAH het water, dat bij in den mond houdt, op baar uit, en voordat het arme insekt den tijd gehad bad om van dit onverwacht bad te bekomen, neemt hij het met eene wonderbare handigheid op, en hecht met behulp van een weinig gom een vlokje katoen op zijn ligchaam vast. Mijn medgezel verklaarde mij, dat het gewigt, waarmede hij zijne gevangene bezwaarde, het tweeledig doel had, om hare vlugt te vertragen en te verhinderen, dat zij aan zijn gezigt ontsnapte. Zijne uitlegging werd onmiddelijk gevolgd door een raauwen en schrillen kreet, waarop verscheidene zwarten kwamen aanloopen om bij de in vrijheid stelling der bij tegenwoordig te zijn. Zoo als mij voorspeld was, vloog het insekt langzaam weg, het eigenaardig geluid, dat het door middel zijner aldus bezwaarde vleugels voortbrengt, wees gemakkelijk den weg aan de jagers, die de bij volgden, zonder zich om de hinderpalen op hunnen weg te bekreunen. Ik kon hen slechts volgen passibus non aequis en besteedde ongeveer een half uur om mij bij hen te voegen; ik vond hen allen verzameld aan den voet van een grooten gomboom, op welks top do hij , naar men mij mededeelde , zich had nedergezet. Met de vlugheid van een chimpansee beklom isooeoollaii oogenblikkelijk den boom, en daalde weldra naar beneden met verscheidene raten beladen, waarvan slechts enkele honig bevatten.” [Bulletin de la Soeiété de Gèographie, 1865).