Velen onzer lezers zullen zich nog wel het opstel: De Vesuvius en zijne geschiedenis, van dr. w, A. J. VAN GEUNS, geplaatst in den jaargang 1858, bl. 267, herinneren. Daarin wordt ook gewag gemaakt van de verschrikkelijke uitbarsting in 1631, zonder echter — gelijk de aard van dat opstel ook niet medebragt, — daaromtrent in uitvoerige bijzonderheden te treden. Wij twijfelen daarom niet, of de volgende, uit de bronnen geputte beschrijving dezer uitbarsting, die onlangs door den heer H. LE HON aan de Brusselsche Akademie werd medegedeeld, zal met belangstelling door hen gelezen worden. In het vroegere opstel van den heer VAN GEUNS zullen zij een paar figuren vinden, die tot opheldering der plaatselijke gesteldheid kunnen strekken. HG. Indien men de uitbarsting van het jaar 79 uitzondert, welke door PLINIUS den jongeren verhaald is, zoude men in zekeren zin kunnen zeggen, dat de geschiedenis van den Vesuvius voor de wetenschap eerst begint in 1631. In dit noodlottige jaar, waarin de pest Venetiaansch Lombardije verwoestte, stortte de vulkaan, na eene rust van drie eeuwen, al zijne woede uit over Campanië, met zulk een geweld, dat geene andere zijner uitbarstingen, zelfs niet die, waardoor Herkulanum vernield werd, daarmede kan vergeleken worden.