Een belangrijke aërolithen-val greep, den 9den Junij van het vorige jaar, plaats nabij Kniahynia, een dorp in het graafschap Unghvar in Hongarije. Tusschen vier en vijf uur na den middag, terwijl de lucht volkomen helder was, vernamen de bewoners eene ontploffing, welke zij vergelijken bij die van een honderdtal kanonnen, en tevens een grijsachtige wolk, welke ooggetuigen schatten, dat tienmaal zoo groot was als de schijnbare grootte der zonneschijf. Uit de wolk kwamen als het ware van alle zijden rookkolommen, doch zonder licht te verspreiden. Twee of drie minuten na de ontploffing hoorde men een geluid, als van een aantal steenen, die tegen elkander aanstootten. Dit geluid duurde naar schatting tien of vijftien minuten. Zoodra het ophield, begonnen de steenen te vallen. Verscheidene ooggetuigen uit plaatsen, die op C tot 12 geogr. mijlen verwijderd gelegen zijn, inzonderheid die van het westelijk gelegen Epuries, beschrijven het meteoor als een met een geel of oranje-kleurig licht schitterenden bol, gevolgd door een lichtend spoor met blaauwen rand en die zich in twee, volgens anderen in meer, lichtende bollen scheidde, toen hij op het laagste punt van zijn val was gekomen. De ontploffing is gehoord over eenen afstand van 12 mijlen naar het zuidoosten, van 16 mijlen naar hét zuidwesten, van 12 mijlen naar het westen en van 2 mijlen naar het noorden. Ten zuidwesten is de vuurbol nog gezien, zonder de ontploffing te hooren, op eenen afstand van 16 mijlen en ten westen op eenen van 28 mijlen.