Het landschap Murcia in Spanje heeft, door bergen voor het noorden beschut, eene zeer gunstige ligging en voor een gedeelte, digt bij de stad Murcia, eenen zeer vruchtbaren grond, waar de bijkans Afrikaansche zon zijne volle kracht kan uitoefenen op eenen zeer geregeld bewaterden bodem, van eene uitmuntende zavelige geaardheid, van alle inmenging van steenen vrij. ROSSMÄSSLER geeft, in zijne wetenschappelijke Reise-Erinnerungen aus Spanien, 2e Auflage, Leipzig 1857, p. 109, van de vruchtbaarheid van dien zoogenaamden tuin of Vega van Murcia het volgende denkbeeld. In den regel zal alle graan, waar boomen tusschen staan, in de nabijheid van deze, schraler en lager staan. Dit is hier, en in enkele andere vruchtbare streken van Zuid-Spanje, geenszins het geval. Men teelt olijven-, oranje-, vijgen- , moerbezie-boomen en dadelpalmen op rijen midden tusschen de granen in en oogst van het een en het ander te zamen drie- of viermalen in het jaar. Men kan zich geen meer aanschouwelijk beeld van de weelderigste vruchtbaarheid maken, dan in de Vega van Murcia, waar de vlak gehouden kroonen der moerbezieboomen op de meer dan mansbooge tarwehalmen schijnen te rusten, daar hunne stammen door het graan volkomen bedekt zijn.
Additional Metadata | |
---|---|
Album der natuur | |
CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
Organisation | Kruseman |
onbekend. (1867). De vega van Murcia. Album der natuur, 16(1), 383–383.
|