Het is welbekend, dat paarden een weg, dien zij eens gegaan zijn, zeer gemakkelijk wedervinden. Menigmaal heeft een paard zijn meester den goeden weg gewezen, als deze daarmede geheel in de war gekomen was. Een aantal voorbeelden zouden daarvan, als ook van het plaatsgeheugen van honden, zijn aan te voeren; doch dit is in het algemeen bekend genoeg. Dat runderen den weg naar hunne stallen gemakkelijk wedervinden, ziet men dagelijks. Het ruime marktveld van het dorp Zuidlaren (in Drenthe) levert ’s avonds een opmerkelijk schouwspel, als men de koeijen, die des daags in de weide geweest zijn, tegen den avond van alle kanten elk naar haar huis ziet gaan. Zoo ook in het uitgestrekte bosch van Bentheim, waar men op bepaalde uren de runderen, zonder geleide, met geregelden tred door de paden van het bosch elk naar zijnen stal terug ziet keeren. Men weet, dat, als het uitwendige van den stal eene groote verandering heeft ondergaan, deze dieren bij het opzoeken hunner verblijfplaatsen verbijsterd raken. Vandaar het spreekwoord, dat in Duitschland gebruikelijk is voor iemand, die als met open mond blijft stilstaan. „Hij staat als eene koe voor eene nieuwe deur.”