Een ieder kent het Kievitsblad (Aucuba japonica). Millioenen exemplaren van dezen heester, die om zijn fraai geel- en groen- bontgevlekt blad zoo algemeen gekweekt wordt, zijn thans in Europa en Noord-Amerika voorhanden en alle afkomstig van ééne vrouwelijke plant uit Japan, door J. GRAEFFER in 1783 naar Engeland overgebragt. Voor korten tijd hoeft (volgons de Revue horticole , 1866, p. 57—58) FORTUNE de mannelijke plant in haren oorspronkelijken vorm, namelijk dien met geheel groene (niet bonte) bladen, in Europa ingevoerd. Deze is afgeheeld in de Botanical Magazine. Hierdoor heeft men nu ook de vruchten leeren kennen. Deze zijn scharlakenrood, evenals die van onzen gewonen hulst, maar tweemaal zoo groot, hetwelk een allerfraaist gezigt oplevert. Van de mannelijke heesters zijn nu ook reeds exemplaren met bonte bladen enz. verkregen en onder anderen verkrijgbaar hij THIBAUT en KETELEER, horticulteurs , 146, rue de Charonne te Parijs (Revue horticole, 1866, p. 88—89). Een mannelijke plant van de Aucuba bloeide in 1863 bij STANDISH in Engeland. Zij zijn, evenals de fraaije vruchten, afgebeeld en beschreven in hetzelfde tijdschrift, 1866, p. 289—291. Op de tentoonstelling te Brussel in 1864 was eene vrouwelijke Aucuba-plant te zien met wol honderd vruchten, en eindelijk in het voorjaar van 1866 toonde LEE te Hammersmith een Aucuba van ruim 1 Ned. el hoog en breed, waarop wel 500 vruchten. Vruchtdragende planten komen thans (1868) reeds vrij algemeen en in verschillende varieteiten voor.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| Album der natuur | |
| CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
| Organisation | Kruseman |
|
onbekend. (1869). Het kievitsblad. Album der natuur, 18(1), 30–31. |
|