Het was in 1774, derhalve voor bijna een eeuw, dat de baron VON HÜPSCH het eerst ontdekte, dat in den bodem van Antwerpen beenderen van walvischachtige dieren bedolven liggen. Toen in 1812 het groote dok aldaar gegraven werd, werden talrijke beenderen en daaronder eenige schedels gevonden, die later door CUVIER, als behoorende tot het geslacht Ziphius , beschreven werden, een geslacht van bijna tandelooze walvisschen, dat in de tegenwoordige zeeën nog slechts zeer spaarzaam vertegenwoordigd is. Deze ontdekkingen zijn echter in den loop der laatste jaren zeer vermeerderd, sedert men begonnen is de uitgebreide werken aan te leggen, die Antwerpen tot eene vesting van den eersten rang moeten maken. Eenige der gevonden overblijfselen hebben reeds aan professor VAN BENEDEN de stof gegeven voor twee verhandelingen, eene over eene nieuwe Ziphius-soort en eene over het opmerkelijke geslacht Squalodon, dat een der schakels is, waardoor de robben of zeehonden met de walvischachtige dieren verbonden worden.