op Teneriffe, de koning en de nestor der Monocotyledonen, bestaat niet meer. Een storm in Augustus 1867 heeft hem vernield. Eene teekening er van, vóór een eeuw door BORDA gemaakt, werd nu zestig jaren geleden uitgegeven door v. HUMBOLDT, die het eerst de aandacht op dit plantenwonder heeft gevestigd. WEBB gaf, in zijne geschiedenis der Canarische eilanden, afbeeldingen van dien boom, zooals hij zich vertoonde, nadat een storm, op den 21sten Julij 1819, zijn halve kroon vernield had, en nog onlangs is hij beschreven, gemeten en gephotographiëerd door prof. PIAZZI SMYTH. Hij bevond, dat de stam, op het laagste bereikbare punt, eenen omtrek had van 48½ voet en dat zijne hoogte 60 voet bedroeg. FENCI, van Florence, die den ondergang van den boom aankondigt, schat den omtrek op 78 voeten, doch erkent, dat hij niet in staat was hem naauwkeurig te meten. Toen hij den boom een jaar geleden een bezoek bragt, was deze nog in goede gezondheid; zijn onmetelijke kroon was overdekt met talloozo trossen van scharlakenroode vruchten, en de geweldige stam, ofschoon inwendig geheel verrot, steunde nog krachtig de zich daarop verheffende dikke takken en zwaardvormige bladeren. Hij wijt den ondergang van dit beroemde historische gedenkteeken uit de plantenwereld aan de volkomene zorgeloosheid van het Spaansche bestuur, dat door het plaatsen van gepaste steunsels dien had kunnen voorkomen. Men beweert, dat de stam reeds in 1402 even hol en bijna even dik was als in onzen tijd; de holte werd toen reeds door de Guanchen sedert onheugelijke tijden tot het verrigten van zekere godsdienstige plegtigheden gebruikt. De ouderdom van 6000 jaren, die daaraan door sommige natuuronderzoekers werd toegekend, is waarschijnlijk niet zeer overdreven. ( Americ. Journ. , 1868, p. 270).