De heer JOHN PARNELL nam op den 13den April j.l. te Folkestone eene buitengewoon sterke luchtspiegeling waar. Zij werd voorafgegaan door een ligte mist. Toen deze te 2 uur verdwenen en de lucht doorschijnender dan gewoonlijk geworden was, vertoonden zich in het zuid-oosten de rotsen der Fransche kust. Zij schenen zoo hoog en hare insnijdingen waren zoo duidelijk, dut men gemeend zoude hebben, dat zij zich op slechts 10 E. mijlen afstands bevonden. Bij het zien door eenen kleinen verrekijker, die ongeveer vijfentwintigmaal vergrootte, bleek het, dat alle voorworpen zich als boven den horizon opgeheven vertoonden. Men kon de kust van Frankrijk zien, van Calais tot verscheidene mijlen voorbij Boulogne, welke laatste stad eigenlijk onder den horizon ligt en dus gewoonlijk onzigtbaar is. Onmiddellijk onder het regte beeld der kust bevond zich een omgekeerd beeld, dat ongeveer dubbel zoo hoog als het eerste was. De vuurtoren van kaap Gris-Nez gaf vijf beelden boven elkander. Het onderste was regt en slechts weinig vergroot; daarboven, maar er van afgescheiden, verhieven zich twee beelden van het middelste en van het bovenste gedeelte van het gebouw, het oene regt, het andere omgekeerd; en daarboven zag men nog twee beelden, waarvan het eene omgekeerd en gelijk aan het eerste was, terwijl het andere regt was en het geheele gebouw vertoonde. Boven Boulogne waren in de lucht twee beelden van de beide schoorsteenen en van den mast van een stoomsleepboot. Het onderste beeld was regt en het bovenste omgekeerd; de rook vormde twee bogen, waarvan de eene naar boven, de andere naar beneden gerigt was, beiden naar het westen, tot aan hunne vereeniging. Voor zoo ver de heer PARNELL heeft kunnen vernemen, was de eenige stoomsleepboot toen bij Boulogne in de haven. De hoofdkerk was zeer zigtbaar, maar gaf slechts een enkel beeld. In de rigting van het zuid-oosten en voorbij de kusten van Frankrijk, zag men eenige visscherspinken, met de kiel naar beneden, zoodat men naauwkeurig den horizon kon bepalen. Tot drie uren hadden zij het gewone voorkomen, maar daarboven zag men twee paren beelden van schepen, die gewoonlijk onzigtbaar zouden geweest zijn. Van tijd tot tijd kon men drie of zelfs vier paren beelden loodregt boven elkander zien, zoo geplaatst, dat in elk paar het onderste beeld omgekeerd was. De beelden der onderste paren vertoonden alleen het groote zeil, doch zeer verlengd; maar het regte beeld van het bovenste paar vertoonde bovendien nog den middelmast, de voormasten en het fokzeil. In geen der beelden was de kiel zigtbaar. Al de omgekeerde beelden hadden ongeveer de dubbele hoogte van die der regte. Na 3 uren begonnen de schepen, die tusschen den waarnemer en den horizon gelegen waren, zich te veranderen. Dit duurde tien minuten; zij namen in grootte af; daarop begon de kiel zich te verheffen, zoodat zij bijna even hoog als lang was; reeds met het bloote oog was dit waarneembaar. Toen naar Douvres ziende, scheen het alsof de zich daarvoor uitstrekkende kaai als het ware midden doorgebroken was en de zee er in was doorgedrongen. Een schip, dat de haven van Douvres inzeilde, vertoonde zich niet half zoo hoog als in de werkelijkheid, maar daarentegen sterk verlengd. Kapitein PAUL, die met de stoomboot Napoleon III het kanaal van 2 tot 4 uren overging, zeide later aan den heer PARNELL, dat hij op zijn togt Beadry-Head had kunnen zien, hetgeen hem nog nimmer gebeurd was gedurende de talrijke jaren, waarin hij den weg van Folkestone naar Boulogne aflegt.