Men weet, dat de werkbijen gewoon zijn de marels (darren, hommels, of mannelijke bijen), die niet mede werken en dus nuttelooze kostgangers zijn, welke den honigvoorraad in den winter te veel zouden doen verbruiken, in de maand Augustus te dooden. Zij doen dit, niet door hen met den angel te dooden, waardoor een aantal werkbijen zoude omkomen; maar door hen te verminken, de vleugels stuk te bijten en uit den korf te jagen, wanneer zij door de dan reeds kouder wordende nachten en gebrek aan voedsel spoedig omkomen. Ik heb mij eens bij zulk eene slagting in Augustus de moeite gegeven om de uit een groeten korf uitgedreven bijen, welke men met gebroken vleugels enz. op don grond voor den korf moeijelijk zag rondkruipen, te tellen. Ik telde tot 1200; maar toen was mijn geduld dan ook geheel uitgeput, en ik had genoeg gezien om te weten, dat een zeer groot aantal hommels zoo uit de korven gedreven werd. In de Revue britannique, Mei 1869, p. 63, schrijft een ooggetuige, dat hij in de maand October menigmaal gezien hoeft, hoe de horsel wespen (frelons, Vespa crabo L.) iets diergelijks doen, door namelijk al hunne dan nog niet genoog ontwikkelde dieren, welke ’s winters zeker zouden omkomen, zelve te vernietigen. Er blijven ’s winters slechts eenige wijfjes over, waardoor het geslacht zich in een volgend jaar weder voortplant.