Den 27sten Januarij 1851 toonde J. GEOFFROY ST. HILAIRE in de Fransche Akademie van Wetenschappen het ei van eenen vogel, dat in grootte alle bekende eijeren ver te boven ging. Het had een inhoud van niet minder dan 8 liters, overeenkomende met dien van 6 struisvogeleijeren of van 148 hoendereijeren. Uit eenige fragmenten kon men zelfs besluiten, dat eenige dezer eijeren nog grooter waren en tot 10 liters inhoud hadden. Dit ei was medegebragt door den koopvaardijkapitein ABADIE en gevonden op Madagascar. Het kon van geenen daar thans levenden vogel afkomstig zijn en onder de hedendaagsche vogels is er geen enkele op eenig punt der aarde, die eijeren legt, welke in grootte tot de genoemde naderen. Tevens werden terzelfder plaats eenige beenderen gevonden, die vermoedelijk van denzelfden vogel afkomstig waren. GEOGGROY ST. HILAIRE besloot daaruit, dat zij behoord hadden aan eenen reusachtigen vogel, met drie teenen, die tot de afdeeling der struisachtige vogels had behoord en waaraan hij den naam van Aepyornis maximus gaf. VALENCIENNES echter, die dezelfde stukken ook onderzocht, meende, dat zij behoord hadden aan eenen zwemvogel, uit de groep der Pinguins. Nieuwelinge opperde BIANCONI wederom een ander gevoelen. Volgens hem zoude de Aepyornis een roofvogel geweest zijn, die nabij den Condor kwam en vermoedelijk de vogel Roc, waarvan de Venetiaansche reiziger MARCO POLO gewag maakt. Alleen nieuwere onderzoekingen, gedaan aan een ruimer materiaal, konden het pleit beslissen. Gelukkiglijk is dit thans voorhanden. De heer GRANDIDIER liet in een moerassigen bodem te Ambonlitsate, op de Westkust van Madagaskar, eenige opgravingen doen en bij die gelegenheid werd een aantal goed bewaarde beenderen gevonden, die blijkbaar aan den genoemden vogel en aan eenige kleinere daarmede verwante vogels behoord hebben. Deze beenderen zijn nader onderzocht door ALPHONSE MILNE EDWARDS, die daarover den 11den October aan de Fransche Akademie een verslag gaf. Zij zijn: 1) een volledig scheenbeen en verscheidene stukken van hetzelfde been; 2) een bijna volledig dijbeen; 3) twee wervels; 4) een dijbeen en stukken van hetzelfde been, die behoord hebben aan eene kleinere soort van Aepyornis, en 5) een dijbeen van eene nog kleinere soort van hetzelfde geslacht.