Het is algemeen bekend, dat de gewone zalm eigenlijk een zeevisch is, die alleen in den tijd van het kuitschieten, namelijk van Mei tot Augustus, de rivieren opzwemt om vervolgens van daar weder naar zee terug te keeren. Volgens eene mededeeling van HETTING echter, in het Bulletin d’acclimatation , leeft de zalm ook in grooten getale in het Wennern-meer, een zoetwater-meer, en tegen denzelfden tijd, waarin de zalmen uit de zee zich in de rivieren begeeft, zwemmen ook de zalmen uit het Wennern-meer, die in alle wezenlijke kenmerken met de in zee levende zalmen (Salmo salar) overeenstemmen, de in dit meer mondende stroomen op, inzonderheid de Klara-elf, waar hij bij de watervallen van Dijefors veel gevangen wordt. Hoe de zalm in dit meer geraakt is, is moeijelijk te zeggen. Anders is het met het meer van Genève, dat thans ook door zalmen bewoond wordt, maar die er sedert 1857 opzettelijk uit de kweekerijen van Huningen zijn overgebragt. In genoemd jaar werden er voor het eerst bij Neville aan het oosteinde van het meer 300 à 400 jonge zalmen in geworpen, die in 1860 door 3700 gevolgd werden, waarbij zich in 1863 nog 4600 anderen voegden, die in de Dullive hij Nyon werden gebragt, zoodat derhalve het geheele getal dor in het meer van Genève geplante zalmen omstreeks 9000 bedroeg, waarvan de oudste in dat jaar 13 jaren en de jongste 7 jaren oud zijn. Van tijd tot tijd nu zijn verscheidenen dezer zalmen gevangen. De zwaarste was 5 jaren oud en woog 4 pond. Het was een wijfje, dat vol eijeren was en werd gevangen in de Veveyse. Twee nog zeer kleine zalmen, die in het vorige jaar gevangen werden, moeten als afstammelingen van de in 1857 geplante worden beschouwd, daar die van 1863, welke toen 6 jaren oud waren, in elk geval een veel grooter gewigt moesten bereikt hebben.