Gedaante der zeeën op de planeet Mars. — Stan. MEUNIER vestigt daarop de aandacht als een nieuw bewijs voor den hoogeren ouderdom van Mars, dan van de Aarde. Op Mars toch zijn, gelijk PROCTOR heeft aangemerkt, vele zeer lange en smalle zeeën en zeeëngten, die den vorm bezitten van den hals eener flesch (bottle-necked). Zoo is b. v. de zeeëngte (passe) van Huggins eene lange, gevorkte zee van ongeveer 3000 engelsche mijlen lengte. Wanneer men nu op eene zeekaart, b. v. van den noordelijken Atlantischen oceaan, de opeenvolgende horizontale krommingen van den bodem nagaat, en daarbij zich voorstelt wat geschieden moet, wanneer het water van den oceaan meer en meer daalt ten gevolge van de trapsgewijze opslorping er van in de vaste kern der aarde, dan is het duidelijk, dat op de aarde na verloop van een, zeker nog zeer ver in ’t verschiet liggenden, tijd, ook eenmaal zeeën van dien vorm, als op Mars, moeten ontstaan. (Compt. rend. Tom. LXXVII, pag. 566.) D. L.