1875
Wetenschappelijk bijblad
Publication
Publication
Album der natuur , Volume 24 - Issue 1 p. 1- 96
Over gesplitste ontladingen van den bliksem. — In de laatste aflevering van den vorigen jaargang heeft ons de ruimte ontbroken om een opstel te vermelden over dit onderwerp, door den franschen ingenieur BRETON gepubliceerd in les Mondes, XXXV p. 57. Onder een aantal redeneringen en beschouwingen van zeer betwijfelbare juistheid, bevat dit opstel toch enkele behartigingswaarde wenken. Do eerste betreft het raadselachtige en onbegrijpelijke van vele berichten aangaande door den bliksem getroffen woningen, volgens welke de elektrische ontlading daarin een weg zou genomen hebben, zoo ten eenenmale grillig en ordeloos, dat geene bekende eigenschap der elektriciteit daarmede te rijmen is. Niet zelden toch heet het b. v. dat de bliksem, na in een vertrek een stoornis van meer of minder belang te hebben veroorzaakt, in een ander, hooger gelegen overging, daar op nieuw sporen achterliet en eindelijk weder naar beneden ging om den grond te bereiken. B. doet opmerken dat een veel minder gedwongen verklaring van zulke verschijnselen verkregen wordt door aan te nemen dat de ontlading, bij of nog voor het treffen, zich in twee of meer deelen gesplitst heeft, die elk een afzonderlijken weg hebben gevolgd. Hij voert een paar voorbeelden aan, waarbij zulk eene verdeeling met zekerheid kon worden aangetoond. Vervolgens wijst hij op het noodzakelijk ontoereikende van eene afleiding, zoo als die door sommigen wordt aanbevolen of althans voldoende geacht, met behulp der gooten en metalen waterpijpen, welke, naar men zegt, zoodra het regent, met den grond in genoegzaam geleidende verbinding komen door het water, dat er doorheen afstroomt. Maar, zegt B., de regen gaat volstrekt niet altijd aan het onweder vooraf, en wat dan? Naar aanleiding hiervan herinnert B. aan de groote belangrijkheid van een goede afleiding in den grond en doet opmerken dat iedereen, die, omdat hij geen deskundige voor dit vak in zijne nabijheid heeft, door een gewoon werkman een afleider op zijn huis doet plaatsen, aangaande dit allerbelangrijkste deel daarvan bij eiken telegrafist zeker goeden raad zal kunnen vinden. I.N. Eenzijdig geleidingsvermogen. — Dr. A. SCHUSTER beschrijft (Philosophical magazine XLVIII p. 251) eenige verschijnselen, waaruit blijkt dat een geheel metalen stroombaan somwijlen de E veel beter in de ééne dan in de andere richting kan geleiden. Hij nam dit waar bij metingen van de inductiestroomen, door beweging van een magneet in een spiraal opgewekt. Deze zijn noodzakelijk steeds in richting afwisselend, en hij genoegzaam snelle opvolging verkrijgt men dus daarvan geen werking op het naaldsysteem van een stroommeter. Toch nam SCH. dikwijls zulk eene afwijking waar; vooral dan als in de stroombaan een metaaldraad met behulp van verhindingschroeven was ingevoegd, zonder dat aan het schoonmaken der uiteinden bijzondere zorg was besteed. Zoodra deze door afschraping waren gereinigd geworden, verdween de afwijking. SCH. meent haar te mogen toeschrijven aan de luchtlaag, welke zich aan de motaaloppervlakte der geleiddraden hecht. In een gas toch, waarin twee elektroden, eene spits en een bol, zijn gedompeld, zal do E niet even gemakkelijk van de eerste tot de tweede overgaan als omgekeerd. Iets dergolijks, meent SCH., moet ook plaats hebben in de uiterst dunne luchtlaag, welke de spits der verbindingschroef scheidt van het metaal des geleiddraads. Hij geeft toe dat het verschijnsel hierdoor niet geheel en al wordt verklaard, maar meent toch de aandacht te moeten vestigen op het feit zelf, dat zeker bij velerlei metingen storend kan optreden, zonder altijd even duidelijk als bij de zijne in ’t oog te vallen. LN.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| Album der natuur | |
| CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
| Organisation | Kruseman |
|
onbekend. (1875). Wetenschappelijk bijblad. Album der natuur, 24(1), 1–96. |
|