In de reis van SEWERSOW door een gedeelte van Zuidelijk Siberië (Erforschung des Thien-Schan-Gebirgssystems, PETERMANN’S Geogr. Mittheil. 1875, Erganzungsheft no. 43) wordt herhaaldelijk gewag gemaakt van het vangen van visschen (meerendeels verschillende Cyprinoiden) in de daar van het gebergte afdalende rivieren (de Aksai e. a.), met eenvoudige paardenharen-strikken die aan een stokje vastgehecht zijn. Het water dezer rivieren is zoo doorschijnend dat men de visschen gemakkelijk zien kan. De strik wordt den visch eenvoudig voorgehouden, en wanneer deze er in is, wordt de strik toe- en de visch opgehaald. Een der SEWERSOW verzeilende kozakken ving zoo binnen een uur tijds een grooten emmer vol visschen.