Wanneer men tegenwoordig den naam van DARWIN hoort noemen dan zal men acht malen van de tien van dezen of genen vernemen: “O ja! dat is de man die beweert dat de apen onze broertjes zijn”, en deze geestigheid is vaak het begin en te gelijk het einde van de kennis der werken van dozen helderen donker on wetenschappelijken natunrvorscher. Daarom wenschto ik oen en ander mode te deelon van do resultaten, waartoe zijn arbeid heeft geleid. Vooraf echter dien ik, om wél verstaan te worden, een zijpad in te slaan en iets te vertellen, wat schijnbaar met de apenthoorie niets heeft uit te staan. Wanneer wij in den zomer onder het lommer van eene rij lindeboomon wandelen, zullen wij in die boomen een aanmerkelijk verschil waarnemen. Eenigen verheffen eene trotsche kroon op een stevigen dikken stam ; anderen zijn dik en knoestig, hunne zware takken neigen als het ware ten ondergang, en hun donkere bladerentooi geeft hun een majestueus voorkomen. Daarnaast rijst een jonge spring in ’t veld op, slank en met lichter gekleurde bladeren. Geen twee bladeren aan al die planten zijn elkander volkomen gelijk, en toch, wanneer wij toevallige omstandigheden, als leeftijd, groeiplaats en dergelijke ter zijde stellen, besluiten wij: al die gewassen zijn eenerlei, zij zijn van dezelfde soort. De bepaling van hetgeen eene soort is, is verre van gemakkelijk. CUVIER zegt er dit van: “Onder soort verstaat men eene “vereeniging van individu’s, die uit elkander voortgesproten of van “eene en dezelfde plant afkomstig zijn, als ook van dezulken die daarop “evenveel, als zij zelven onder elkander, gelijken”. Schrijven wij in de plaats van plant, dier, dan hebben wij zijne bepaling van eene diersoort. Anderen stellen bovendien den eisch dat zoodanige individuen van planten of dieren aan andere dergelijke planten of dieren het aanzijn kunnen geven en deze afstammelingen hetzelfde vermogen bezitten. Nog anderen eischen dat het nakroost aan de voorouders gelijk zal zijn. Uit deze meeningen volgt dat het begrip van “soort” eene pasmunt is, waarvan men de waarde bekend onderstelt, maar die niet te min in dat opzicht zeer variabel is al naarmate van dongene, die haar gebruikt. Zooals ik zeide, velen noemen als kenmerk eener soort de gelijkheid van het nakroost aan het voorgeslacht. Dit doet de vraag rijzen: Is het nakroost wel aan het voorgeslacht gelijk? En ziedaar de twistappel.