Een correspondent uit Sneek — wiens onderteekening echter te onduidelijk is, om zijn naam hier te kunnen opnemen — deelde ons onlangs het volgende mede, waaraan wij gaarne eene plaats inruimen. “Voor eenige dagen in mijn tuin langs een bed, bezet met jonge moesplanten, wandelende, zag ik eene wesp een aanval doen op een dier groene rupsen, die zulk een vernieling onder deze planten teweeg brengen. Door de schermutseling die ontstond, vielen beide op den grond, naast den stam der plant. Toen de rups geen teeken van leven meer gaf, poogde de wesp er mede weg te vliegen, doch de last bleek te zwaar. Nu begon ze haar prooi doormidden te knagen, waarna ze met de eene helft wegvloog. Ik was uiterst nieuwsgierig of ze terug zou komen om ook het andere gedeelte weg te halen, en mijne verwachting word bewaarheid. Na verloop van vijf of zes minuten zag ik de wesp reeds terug koeren. Ze was kennelijk onzeker omtrent de juiste plek, waar het achtergelatene zich bevond, ofschoon ze, door het beschrijven van een kringetje rondom den stam van vier of vijf plantjes vóór ze de rechte gevonden had, bewees, dat ze met oordeel te werk ging om haar doel te bereiken.