De in de verhalen der Odyssee genoemde zeemonsters Scylla en Charybdis, die in de zeeëngte tusschen Sicilië en het vasteland van Italië hare booze plannen smeden en daar op de wacht liggen om den voorbijvarenden dood en verderf aan te brengen, zijn nog langen tijd de verschrikking der zeevaarders geweest. Langzamerhand verkreeg dit fabelachtig verhaal een vasteren vorm en eene natuurlijke verklaring. De gedrochten, die de naderende schepen in een afgrond deden storten, bleken wervelstroomen en draaikolken te zijn, die ook thans nog, vooral in het noordelijk gedeelte van de straat van Messina, gevaarlijk kunnen zijn voor kleine vaartuigen, wanneer deze door eene onbedreven hand worden bestuurd. Als de Scylla moet men beschouwen de draaikolken aan den noordelijken uitgang van de straat, dicht bij de plaats Scylla aan de Calabrische kust, terwijl dan de naam Charybdis moet gegeven worden aan de wervelstroomen aan de Siciliaansche kust voor den haven van Messina, en dus ongeveer 15 KM. van de Scylla verwijderd. Onderzoekingen van den koninklijken-waterbouw-inspecteur KELLER te Rome hebben onlangs onze kennis van de beweging der wateren in de straat van Messina zeer vermeerderd. In de Annalen der Hydrographie voor 1891, aflevering VIII, gaf hij daarvan een overzicht. Hij merkte op, dat in de straat van Messina aanmerkelijke getij-stroomingen plaats hebben, ofschoon eb en vloed in de Middellandsche zee overigens weinig beteekenen. De krachtige stroom in de straat van Messina heeft zijn ontstaan te danken aan het verschil in haventijd aan de naastbijgelegen punten der kust in de aangrenzende zeeën, een verschil van 6 uren. Wanneer het in de Jonische zee hoog water is, is het laag water in de Tyrrheensche zee, en omgekeerd. Van tijd tot tijd hebben ook de heerschende winden invloed op den stand van het water en op de stroomen. De naar binnengaande stroom (rema scendente) , gaat van het N. naar het Z. en de naar buiten gaande stroom (rema montante) beweegt zich in de tegenovergestelde richting. De snelheid van den stroom is zeer ongelijk en wisselt af tusschen 1,4 en 5 M. in de seconde. Bij het vooruitdringen van de rema scendente en het achteruitgaan van de rema montante vormen zich ten gevolge van de voortdurende afwisseling in breedte, diepte en richting van bedding, tegenstroomen en onderstroomen, die ten slotte hier en daar draaikolken geven.