In WINKLER verloor het Album der Natuur een zijner trouwste medewerkers. Gedurende veertig jaren mocht ons tijdschrift nagenoeg jaarlijks bijdragen van zijne hand plaatsen, en het geheele aantal van zijne opstellen in deze reeks bedraagt niet minder dan omstreeks 50. In den jaargang 1857 begon hij zijne bijdragen met verschillende mededeelingen over visschen, en ook in de eerstvolgende jaren was het vooral dit onderwerp dat hem aantrok. Maar vooral zijne studiën op geologisch en palaeontologisch gebied, en in die richtingen van de plant- en dierkunde die daarmede het nauwste samenhangen, droegen er toe bij, hem de liefde zijner d. i. onzer lezers te verzekeren. Wie weet niet, dat WINKLER de eerste krachtige voorvechter van DARWIN’S leer in ons vaderland was. Toen van DER HOEVEN’S machtige stem zich van uit Leiden tegen deze nieuwe leer verzette, was er een heldere overtuiging en een groote moed noodig, om zich vóór de afstammingsleer te verklaren. In latere jaren was WINKLER met recht er trotsch op, dat het vooral aan zijne bemoeiingen te danken was, dat deze leer bij ons allengs ingang gevonden heeft, dat de eerste moeilijkheden, die meest zoovele jaren, soms tientallen van jaren kosten eer het gelukt ze te boven te komen, ten onzent, in vergelijking met andere landen, zoo spoedig overwonnen zijn. Wat HAECKEL in Duitschland voor de afstammingsleer deed, deed WINKLER in Nederland. Maar de eerste was morpholoog, de tweede palaeontoloog, en de invloed van die bizondere richtingen is langen tijd in beide landen zeer duidelijk te bespeuren geweest.