Evenals zulks reeds met onderscheidene sensatie-wekkende ontdekkingen op natuurwetenschappelijk gebied het geval was, die hij later en zorgvuldiger onderzoek bleken geheel onjuist te zijn en meestentijds alleen het gevolg van de sterk geprikkelde of overspannen fantasie der waarnemers, zoo dreigt het ook thans te zullen gaan met de bekende kanalen op Mars, welke raadselachtige vormingen reeds zoo vele pennen hebben in beweging gebracht. Onlangs namelijk publiceerde in de Astronomische Nachrichten de italiaansche sterrenkundige CERULLI eene hoogst interessante ontdekking. Toen hij na eene tweejarige waarneming van de Mars-kanalen op zekeren avond van den afgeloopen winter door een gewonen tooneelkijker de volle maan aandachtig beschouwde, was hij ten zeerste verbaasd, te ontwaren, dat de oppervlakte van onze satelliet zich vertoonde als geheel overtrokken met donkere lijnen of strepen en wel zoodanig, dat zij, wegens hare aanzienlijke lengte en haar regelmatig verloop, bijna onmiddelijk aan de zoo veel bewonderde en besproken Mars-kanalen deden denken. Verder zegt CERULLI in zijn artikel, dat de maanstrepen van den tooneelkijker met de ware (heldere) strepen der maan niets hoegenaamd te maken hebben en dat zij ook feitelijk niet bestaan, daar, door een teleskoop gezien, er geen spoor van te ontdekken is. Ongetwijfeld hebben we hier dus met niets anders dan met gezichtsbedrog te doen, welk gezichtsbedrog hieruit zou kunnen verklaard worden, dat ons oog er naar streeft, eene zoo eenvoudig mogelijke aaneenschakeling of verbinding in de hier en daar verdeelde en tengevolge van de onvolkomenheid onzer optische hulpmiddelen moeielijk van elkander te scheiden hoofdvlekken der maan tot stand te brengen. Daar nu de planeet Mars, door een vrij sterk vergrootenden kijker gezien, ons op omstreeks gelijken afstand verschijnt als de maan door een tooneelkijker, neemt CERULLI aan, dat ook de Mars-kanalen niets anders dan produkten van gezichtsbedrog zijn, wier ontstaan eene gelijke oorzaak heeft als de in werkelijkheid niet bestaande, doch door een tooneelkijker ontwaard wordende, donkere maanstrepen. De door vermindering van den afstand veroorzaakte toename van de grootte der Marsschijf gaat niet gepaard met een daaraan ook maar eenigzins geëvenredigde toename van de breedte der kanalen, doch deze blijft veeleer konstant. Op eene Marsschijf van 7" (Juli 1896, afstand van de Aarde 27 millioen mijlen) waren de kanalen niet smaller en ook niet moeielijker waar te nemen dan bij eene Marsschijf van 17" middellijn (December 1896, 11 millioen mijlen afstand).