Het feit, dat in Britsch-Indië het zaad van sommige Indigoferasoorten in tijden van hongersnood door de noodlijdende bevolking als voedsel wordt gebruikt, is niet nieuw. Bij groote hoeveelheden werd het genuttigd, toen de beruchte hongersnood Deccan in 1877 — 78 teisterde. De fijngestampte korrels werden, somtijds met een weinig tarwemeel vermengd, in den vorm van koeken gebakken, die vrij smakelijk waren. Bij personen, die de korrels rauw hadden gegeten, deden zich ziekteverschijnselen voor, doch wanneer de korrels goed waren schoongemaakt en het deeg behoorlijk gebakken , dan bezat het vrijwel de eigenschap van voedzame peulvruchten. Blijkens eene in Februari 1898 gedane mededeeling van den Survey Commissioner voor Agrarische aangelegenheden te Bombay aan den Reporter van Economie Products, Dr. george watt, te Calcutta, leefde bijna de geheele bevolking van Malsiras en Pandharpur, in het residentieschap Bombay (een der drie groote residentieschappen of afdeelingen van Britsch-Indië) hoofdzakelijk van indigokorrels, toen in 1897 het voedsel in een groot gedeelte van Britsch-Indië schaarsch was. De Survey i Commissioner beschreef de zaden als te behooren tot de Indigofera cordifolia Heyne, I. glandulosa Willd en I. linifolia Retz, en zond eenige monsters naar Londen met bericht, dat wanneer het voornemen bestond ze door Prof. A. H. Church, aldaar, te laten onderzoeken, nog 8 of 10 pond van iedere soort beschikbaar was. Tevens werd er nog de aandacht op gevestigd, dat het zaad reeds in 1882 was onderzocht door Prof. Lyon, Chemical Examiner te Bombay.