Zoolang de aarde reeds door menschen bewoond is en door dezen huisdieren worden gehouden, zoolang zullen ziekten van menschen en dieren de aandacht getrokken hebben van den belanghebbende in de eerste plaats, maar later ook van den geleerde, die de kenmerken der ziekten zocht te ontdekken, de middelen tot genezing, liever nog de middelen tot voorkoming dezer kwalen, trachtte te vinden. Maar aan ziekten en beschadigingen van planten, even lang bekend als zij door den mensch worden gekweekt, werd vroeger weinig aandacht geschonken. Weinig zeker; maar onopgemerkt bleven zij toch ook niet, want in de tweede helft der achttiende eeuw verscheen reeds een werk van den Haarlemschen kweeker GEORGE VOORHELM over hyacinthen-ziekten. Onder meer wat later in Nederland op dit gebied gedaan is, mag niet vergeten worden het onderzoek van de voor den landbouw en de houtteelt schadelijke insekten door dr. J. WTTEWAAL, en de bestrijdingsmiddelen daartegen, ongeveer 40 jaar geleden verricht. Gaan wij een kwart eeuw terug, dan hooren wij nog van geen ernstige pogingen om op wetenschappelijke wijze te trachten paal en perk te stellen aan de schade, die door plantaardige en dierlijke wezens of door ongunstige uitwendige omstandigheden werd veroorzaakt. Maar land- en tuinbouw breidden zich uit, de mededinging werd grooter, door de wijze van kultuur werden de levensomstandigheden voor schadelijke planten en dieren gunstiger, de schade, die zij veroorzaakten werd telkens aanzienlijker en van verschillende zijden vroeg men om geneesmiddelen, om voorbehoedmiddelen. Het eerste wetenschappelijk onderzoek naar plantenziekten geschiedde in ons land aan het planten-physiologisch laboratorium van prof. HUGO DE VRIES te Amsterdam, een twintigtal jaren geleden. In steeds toenemende mate had men in Haarlem’s omstreken ziekten zich zien ontwikkelen en uitbreiden onder de daar gekweekt wordende bol- en knolgewassen en, nu de nood drong tot handelen, werd er ook gehandeld.