1859
Hoe men in het jaar 1618 over kometen dacht en schreef, naar aanleiding van een werkje, getiteld Hemelsche Trompet Morgenwecker, ofte Comeet met een Langebaert, erschenen Anno 1618, in Novembri ende Decembri, ghestelt door Nicolaum Mulerium, Doct. et Profess. in de Medicijnen, ende Mathematische consten in Groeninghen
Publication
Publication
Album der natuur , Volume 8 - Issue 1 p. 161- 184
Er is zeker in langen tijd geen verschijnsel aan den sterrenhemel waargenomen, hetwelk zoozeer de algemeene aandacht heeft getrokken, als de komeet, die zich in het vorige jaar met zooveel luister gedurende geruimen tijd aan den hemel heeft vertoond. Die zoo gelukkig geweest is haar waar te nemen op het oogenblik, dat de schitterende ster Arcturus slechts weinig boven hare kern door haar lichtenden staart ging, zal wel zeker nimmer den indruk vergeten, welken dit zoo zeldzaam schouwspel op hem maakte. De sterrekundigen hebben haar in de dagen harer verschijning tot het naauwgezet onderwerp hunner studiën gemaakt. Zij hebben met eene tot op minuut en seconde bepaalde juistheid den boog afgeteekend, dien zij heeft doorgeloopen van den oogenblik, dat zij het eerst aan een sterrekundige onder het oog viel, totdat zij eindelijk geheel kuiten het bereik van de verst doordringende toleskopen verdween in de onmetelijke ruimte des heelals. Zij hebben uit dien boog, welken zij in het gezigt der aarde heeft doorgeloopen, de rigting en ligging van hare baan berekend, ja zelfs gepoogd den afstand te gissen, tot welken zij zich van de zon zal verwijderen, en den tijd, dien zij noodig zal hebben om haren geheelen omloop te volbrengen.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| Album der natuur | |
| CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
| Organisation | Kruseman |
|
A.T. Reitsma. (1859). Hoe men in het jaar 1618 over kometen dacht en schreef, naar aanleiding van een werkje, getiteld Hemelsche Trompet Morgenwecker, ofte Comeet met een Langebaert, erschenen Anno 1618, in Novembri ende Decembri, ghestelt door Nicolaum Mulerium, Doct. et Profess. in de Medicijnen, ende Mathematische consten in Groeninghen. Album der natuur, 8(1), 161–184. |
|