1862
Over de natuurlijke gesteldheid der ligchamen, tot ons zonnestelsel behoorende
Publication
Publication
Album der natuur , Volume 11 - Issue 1 p. 289- 317
Er is bijna geene wetenschap, die door hare schitterende uitkomsten zoozeer verbazing wekt, als de wetenschap der sterrekunde. Zij toch is het, die den mensch geleerd heeft om van de aarde uit, van dat stipje, hetwelk in het onmetelijk heelal als een stofje verdwijnt, hemelligchamen te meten en te wegen en in hunne meest ingewikkelde bewegingen na te gaan, die millioenen en millioenen mijlen van zijne woonstede verwijderd, alleen door een sterk gewapend oog als kleine lichtende vlekjes aan het hemelgewelf kunnen worden waargenomen. Van het oogenblik af, dat het haar door de geniale ontdekkingen van eenen KEPLER en eenen NEWTON gelukt is de geheimen te ontsluijeren van die ééne kracht, waaraan alle ligchamen in het gansch heelal gehoorzamen en de werkingen dier kracht in onveranderlijke formules uit te drukken, gaat zij met vasten tred op hare baan voort. Door de steeds voortgaande verbeteringen der kunstige werktuigen, waarvan zij zich bedient, is zij in staat gesteld steeds dieper en dieper met hare verhoogde en versterkte gezigtskracht in de onmetelijke ruimte des heelals in te dringen. En terwijl zij den schat harer waarnemingen telkens met nieuwe ontdekkingen verrijkt, gaat zij tevens met mathematische gewisheid in hare berekeningen voort en levert zoo van jaar tot jaar uitkomsten, die de schoonste getuigenis geven aangaande de hoogte, waartoe de verhevenste van alle natuurkundige wetenschappen zich heeft kunnen verheffen. Het spreekt van zelf, dat zij vooral van dat gedeelte des heelals, hetwelk ons het naaste ligt, de naauwkeurigste kennis draagt. De ligchamen, tot ons zonnestelsel behoorende, zijn altijd de voorwerpen geweest, waarop zij in de eerste en voornaamste plaats hare aandacht gevestigd houdt. Zij heeft de schijnbaar verwarde, nu eens voorwaarts, dan weder achterwaarts gaande beweging van de hemelligchamen, die men juist om dien kronkelenden loop reeds van de vroegste tijden den naam van planeten, dat is, dwaalsterren heeft gegeven, weten te herleiden tot de elliptische of langronde loopbanen, die deze ligchamen rondom de zon, het centraal-ligchaam van ons planeten-stelsel, beschrijven. Zij heeft die loopbanen met zooveel juistheid berekend, dat zij met eene onfeilbare gewisheid het punt aan den hemel aanwijst, waar op een gegeven tijdstip het een of ander hemelligchaam heden en over een jaar en over eene eeuw zich aan ons of onze nakomelingen zal vertoonen. Zij teekent aan elk hemelligchaam om zoo te spreken het spoor voor, langs hetwelk het zich in de grenzenlooze ruimte des heelals nu eens met versnelden, dan weder met vertraagden gang voortwentelt. Zij meet de kracht, waarmede de verschillende ligchamen van het zonnestelsel elkander aantrekken, en weegt de zwaarte dier ligchamen met eene weegschaal, die de wiskunde haar in de hand heeft gegeven.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| Album der natuur | |
| CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
| Organisation | Kruseman |
|
A.T. Reitsma. (1862). Over de natuurlijke gesteldheid der ligchamen, tot ons zonnestelsel behoorende. Album der natuur, 11(1), 289–317. |
|