Het noordwestelijk gedeelte van Afrika, dat ons nog overblijft te doorloopen, gaat ons meer van naderbij aan, dan het overige; want twee groote Fransche koloniën, Algerië en Senegal, beslaan daarvan de uiteinden. Deze koloniën zijn geheel van elkander afgescheiden bij den tegenwoordigen toestand van gemeenschapsmiddelen. Men noemt met moeite eenige zeldzame Europesche reizigers, die de tusschenliggende woestijnen hebben doortrokken. Van Algiers naar Saint-Louis aan den Senegal door Tumbuctoc zijn er op zijn minst 1000 mijlen. Dat is zeker veel; maar de wegen worden door talrijke karavanen bereisd. In plaats van de onwetende en bloeddorstige zwarte bevolkingen, die men in het midden van het vasteland aantreft, behoort het land aan volksstammen van blank ras, die door alle tijden heen betrekkingen met hunne geslachtsgonooten van het kustland der Middellandsche Zee hebben aangehouden. Wij zouden ons aan het denkbeeld moeten gewennen, dat Fransch-Afrika niet alleen Algcrië is, maar ook de geheele streek, tusschen Algerië en den Senegal besloten. Moet de natuur van den bodem ons afschrikken? De Sahara werd ons vroeger afgeschilderd als een vlakke en eentoonige zandwoestijn, een beeld van dorheid en onvruchtbaarheid. De nieuwere ontdekkingen hebben over deze vermeende steppen een onverwacht licht verbreid. De nieuwere reizigers hebben er oasen gevonden, bedekt met hooge bergen en frissche valleijen, door werkelijke rivieren besproeid.