1874
Over dwergvolken in Afrika
Publication
Publication
Album der natuur , Volume 23 - Issue 1 p. 365- 378
In het verhaal van Dr. G. SCHWEINFURTH’S reis naar de bovenlanden van den Nijl in 1869 en 1870 komt onder anderen een bericht voor, dat niet nalaten kan algemeene belangstelling te wokken. Hij verhaalt namelijk, dat hij daar een volk van dwergen heeft leeren kennen en één van hen onder zijne bedienden heeft aangenomen. De eigenlijke naam van dit volk is Acka; het woont twee dagreizen ten zuiden van het gebied van den Koning der Monboettoes, nagenoeg onder 3° noorderbreedte en 29° oosterlengte, ongeveer 20 duitsche mijlen ten noordwesten van het groote binnenmeer Albert Nyanza. “De gemiddelde grootte der mannen”, zegt hij, “schjjnt 1½ meter te zijn; er zijn er evenwel velen, die deze maat niet bereiken.” Buitendien vermeldt hij nog, dat de besnijdenis bij hen in gebruik is, die in den tijd der manbaarheid wordt verricht. Dat een natuurvorscher als Dr. SCHWEINFURTH het bestaan van een klein menschenras in het binnenland van Afrika bevestigt, is voor de ethnographie eene zaak van hooge beteekenis. Daardoor treden tevens de vele vroegere berichten over zulke dwergachtige volksstammen, die door verschillende reizigers gegeven werden, maar in den laatsten tijd geen geloof vonden, in een geheel ander licht. Wat men voor eene fabel hield, wordt op eens het voorwerp van wetenschappelijk onderzoek, en de ethnographen zullen zich van nu af hebben in te laten met de Afrikaansche dwergvolken, wier bestaan veler meening aangaande de inwerking van het land op zijne bewoners omverre stoot. Hoe natuurlijk vond men het, dat de vreeselijke koude der noordpoolgewesten, de lange poolnacht, de bezwaarlijke voeding in die streken, den groei der Eskimo’s en Lappen in den loop van duizenden jaren hadden doen inkrimpen tot beneden het middelmatige. Het bestaan van stammen van gewone grootte in de poolstreken, kon men door volksverhuizingen verklaren. Hoe natuurlijk was het, de Boschjesmannen in de woestijnen van Zuid-Afrika voor ontaarde Hottentotten te houden! Maar het ongegronde van deze beweringen blijkt uit het bestaan van dwergachtige volksstammen in de aequatoriaal-streek van Afrika, die midden tusschen negerstammen van gewone menschengrootte leven. Zijn deze nu ontaarde vormen door isoleering ontstaan? Of zijn zij wellicht de oorspronkelijke inwoners, de aborigines, zoo als die nog in Indie en China midden onder geïmmigreerde stammen leven? Zulke vragen leiden natuurlijk tot den ouden strijd, of meerdere scheppingsmiddelpunten hebben bestaan, dan of uit één menschenpaar de verschillende menschenrassen zijn gesproten. Wij meenen onzen lezers geen ondienst te doen, als wij hun een beknopt overzicht geven van hetgeen tot hiertoe aangaande deze kleine menschenrassen door verschillende berichten bekend is geworden.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| Album der natuur | |
| CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
| Organisation | Kruseman |
|
A.T. Reitsma. (1874). Over dwergvolken in Afrika. Album der natuur, 23(1), 365–378. |
|