In Nr. 11, VII Band, van het “Zeitschrift der österreichischen Gesellschaft für Meteorologie” schreef de Heer A. WOJEIKOFF een, mijns bedunkens zeer belangrijk, opstel. Het is getiteld: “die Passate, die tropischen Regen und die subtropische Zone,” en behandelt gezegde quaesties niet alleen met groote zaakkennis, op waarnemingen gegrond en door afdoende combinatie verkregen, maar ook met groote duidelijkheid: geene breede gerektheid, doch ook geene losse sprongen. Daar ik van geographische studie hoofdzaak mag maken en de natuurkundige aardrijkskunde niet het minst liefheb, geef ik in de volgende bladzijden eene min of meer vrije bewerking van WOJEIKOFF’s opstel, in de hoop den lezers van ’t Album der Natuur daarmee geen ondienst te doen. De onmiddellijke oorzaak der passaatwinden is gelogen in ’t verschil tusschen den luchtdruk van de warmste aequatoriale luchtstreek met hare opstijgende luchtmassa en dien der koelere, zwaardere luchtlagen in de nabijheid der keerkringen.