Even als voor de vergiftige voortbrengselen van het plantenrijk, heeft men ook voor de giftslangen gezocht naar algemeene uitwendige onderscheidings-kenmerken. Onder dezen is, wel is waar, eenige waarde te hechten aan haren meer breeden, platten, hoekigen kop, met kleinere schilden, aan hare kleine oogen, met zware wenkbraauw-randen en diepe onderoogkuils-groeven, aanharen stompen snuit en de dikkere lippen, enz.,—waardoor de ware giftslangen voorzeker voor den kenner eene eigene physiognomie verkrijgen, — doch men ontmoet daarbij te vele uitzonderingen voor het aannemen van eenen algemeenen regel. Zoo b. v. wordt deze dreigende uitdrukking ook gevonden bij vele Boa’s die niet giftig zijn, terwijl zij ontbreekt bij vele Vipera-soorten, die het wèl zijn. Het wordt uit dien hoofde door allen erkend, dat er geen zekerder, algemeener kenmerk bestaat, dan het voorhanden zijn van eenen giftklier-toestel.