In de “Aanmerkinge” op de beschrijving van den Pinangboom door RUMPHIUS gegeven (Amb. Kruidb. I p. 31) wordt gezegd; “Men moet agt geven, dat den vermaarde SAMUEL DALE in zijn pharmac. p. 336 deze boom den Palmboom noemt wiens zap geïnspisseerd ofte verdikt zijnde is de Terra laponica of Cachou in de Apotheken, waarvoor hij vele gevoelens der schrijvers aanhaalt.” Sedert dien tijd hebben andere schrijvers over Indische voortbrengselen beweerd dat de genoemde stof, meest, bekend als Catechu, niet, gelijk deze naam gezegd wordt te beteekenen, uit het sap van den boom, maar uit dat van de vrucht wordt verkregen — namelijk de bij het sirih-kauwen der tropische Aziaten zoo onmisbare Pinangof Areeknoot, — zoodat toen LINNAEUS de door RUMPHIUS genoemde Pinanga-soorten als het geslacht Areca in zijn stelsel opnam, hij aan een daarvan (P. nigra) den soortnaam Catechu gaf, welken zij in de latere natuurlijke stelsels heeft behouden. Hoewel nu later bleek dat de Pegu-catechu of Cutch uit Mimosen, en Gambir-catechu uit Uncaria (Nauclea)-soorten bereid wordt, is echter het . geloof aan het bestaan van een overvloed van looistof in de pinangnoot, die door koking er uit getrokken onder den naam Catechu in den handel gebracht wordt, nog altijd blijven bestaan, gelijk blijkt uit de Flora Indica Batava van MIQUEL (I. p. 10 en III. p. 9 en 11), The Vegetable Kingdom van LINDLEY (3e Ed. p. 137) en anderen. Prof. JOHNSTON laat de Catechu uit de Areeknoot bereiden, om ze als surrogaat van die noot bij het sirih-kauwen te doen dienen ( Scheikunde in het dagel. leven), en op het Algemeen Archief te ’s Gravenhage is een rapport te zien van Commissarissen “pour les affaires des Indes Orientales” gedagteekend uit Amsterdam 7 Juli 1808, waarin de wijze van Catechu uit de Pinangnoot te bereiden, wordt opgegeven ¹.