Hoewel over hetzelfde onderwerp als waarover deze bijdrage loopt, reeds een opstel van de heeren COSTER en POLAK in dit Tijdschrift (bl. 258 en vvlg.) het licht heeft gezien, neem ik toch de vrijheid, de aandacht der lezers van het Album andermaal, hoewel slechts kort, bij het roode grachtwater der Hoofdstad te bepalen, omdat ikzelf, bij het onderzoek daarvan, andere uitkomsten dan deze heeren gekregen heb, en het hun, die in de zaak belang stellen, niet onverschillig kan zijn, deze van meer dan ééne zijde toegelicht te zien. Uit het rapport van Prof. PLACE aan den Burgemeester van Amsterdam, over de oorzaak der roode kleur van het grachtwater aldaar, opgenomen in de Amsterdamsche Courant van Vrijdag 12 Juni 1872, blijkt, dat die oorzaak door hem, evenals een weinig vroeger door Dr. van LOHE, gezocht werd in de aanwezigheid van eene zeer kleine Alg uit het geslacht Merismopedia. Ik zelf had het voorrecht, Prof. PLACE bij de determinatie der plant behulpzaam te zijn, en moet bekennen, dat ik zijne meening in deze volkomen deelde, en haar bij later zelfstandig onderzoek telkens bevestigd vond. Voor hen, die het rapport van Prof. Place niet gelezen hebben, deel ik mode, dat elk individu der gevondene Merismopedia geene grootere middellijn had dan omstreeks 0.0025 mill. en uit een karmijnrooden inhoud en een glashelderen, kleurloozen, homogenen wand bestond, welks buitenste grens niet duidelijk te onderscheiden was. Doorgaans worden deze individuën of cellen niet afzonderlijk, maar in koloniën van 2—8 of meer stuks, in een regelmatig vlak vereenigd, aangetroffen. Ik behoef niet te zeggen, dat ontelbare cellen en koloniën dE kleur van het water bepaalden, en dat het verschil in kleur tusschen het water in massa en de Merismopedia-cellen afzonderlijk door bijkomende omstandigheden, zooals de aanwezigheid van eene menigte anders gekleurde of kleurlooze voorwerpen, veroorzaakt werd.