Om meteorologische waarnemingen in zeer hooge luchtlagen te verrichten, is het noodig daar op eene of andere wijze toestellen te brengen, die voor dergelijke waarnemingen gebruikt moeten worden. Hoewel tot dit doel reeds een groot aantal observatoria op de hoogste bergtoppen zijn opgericht, kunnen langs dezen weg nog niet die gegevens verkregen worden, die tot de vermeerdering onzer kennis omtrent de veel hooger dan deze bergtoppen gelegen luchtstreken zouden kunnen bijdragen. Daarvoor kunnen alleen luchtballons dienen. Een groot bezwaar bij hun gebruik bestaat daarin, dat het leven op zeer groote hoogten (boven 9000 Meter) bijna een onmogelijkheid wordt, daargelaten nog den schadelijken invloed, dien de ongunstige physieke toestand der luchtschippers op de waarnemingen oefent. Men heeft daarom zijn toevlucht genomen tot het eenige hulpmiddel, dat nog overblijft, nl. ballons zonder bemanning te doen opstijgen, welke, nadat zij een zekeren weg door den dampkring hebben afgelegd en ergens zijn neergedaald, weder opgespoord moeten worden. Met deze «ballons sondes”, zooals de Franschen hen zeer eigenaardig noemen, zijn reeds verscheidene welgeslaagde proeven genomen en zij hebben al een groot aantal zeer belangrijke gegevens aan de meteorologische wetenschap geleverd. Wij zullen hier niet spreken over de waarde van de door zulke «vrije ballons” medegebrachte gegevens, noch de bezwaren aan zulke luchtreizen verbonden onderzoeken, maar wij willen liever nagaan op welke wijze men in den laatsten tijd gebruik heeft gemaakt van de fotografie als hulpmiddel om nauwkeurig te kunnen bepalen, welke hoogten zulke ballons hebben bereikt.