In den voorgaanden jaargang van dit tijdschrift wijdde ik aan de weervoorspelling een 5-tal artikelen, waarvan een de beoordeeling van den weerstoestand eenigen tijd vooruit tot onderwerp had. Daarin zijn de beschouwingen beschreven, die voornamelijk ontleend zijn aan de onderzoekingen van den Hamburger meteoroloog prof. dr. w. J. van BEBBER. In korte trekken kan men zeggen, dat die resultaten aantoonen, dat men in sommige gunstige gevallen den algemeenen weerstoestand een paar dagen vooruit kan beoordeelen. Waar men eindelijk het doel begint te naderen, waarnaar men sedert de verst verwijderde eeuwen gestreefd heeft, namelijk in staat te zijn het weer eenigen tijd, b. v. een dag vooruit, te voorspellen, is er toch niemand, die daarmede tevreden is. Men verlangt naar weervoorspelling verscheidene dagen vooruit, ja, nog veel meer; men wil b. v. ’s zomers het weer voor den komenden winter voorspellen. Al de voorspellingen van weerprofeten, voorteekenen in de dierenwereld en dergelijke huismiddeltjes, hebben stand kunnen houden, niet door hunne maar door het vurig verlangen om voor een nog vrij verwijderd tijdperk het weer te voorspellen. Tot nog toe bestonden daarvoor geen wetenschappelijke gronden. De tijd zal echter komen, dat men dit niet meer kan zeggen. Dr. WILH. MEINARDUS opent voor onze oogen een nieuw gezichtsveld. Onder den titel »Der Mitteleuropäische Winter und seine Beziehungen zum Golfstrom” gaf MEINARDUS in » Das Wetter" van Januari 1899 een belangwekkende verhandeling, waarin wordt aangetoond, dat het niet onmogelijk is den aard van een jaargetijde te voorspellen uit den voorafgeganen weerstoestand in een andere streek. Ook in andere geschriften gaf deze geleerde de uitkomsten van zijne onderzoekingen in deze richting.1 Wij willen hier echter een kort overzicht geven van het bovengenoemde artikel.