Wanneer wij uit de talrijke verhandelingen, die in verschillende landen openbaar gemaakt, of uit de talrijke voordrachten, die op velerlei plaatsen buiten ons vaderland gehouden worden en een der vele onderwerpen der meteorologie behandelen, zouden willen afleiden, dat de weerkunde op groote schaal beoefend wordt, of wanneer wij, lettende op de eerbiedwaardige en duizelingwekkende getallenreeksen, die de bladzjjden der meteorologische jaarboeken bedekken , de gevolgtrekking maakten, dat de aarde overdekt moest zijn met stations, waar weerkundige waarnemingen worden gedaan, dan zouden wij ons deerlijk vergissen. Niets kan ons beter van het tegendeel overtuigen dan een wereldkaart, die ons de landen en plaatsen vertoont, waar de meteorologische stations gevonden worden. Een dergelijke vindt men als eerste kaart van het derde deel van het prachtwerk: »Barthelemews Physical Atlas«, die in 1899 te Londen werd uitgegeven. Een vluchtige blik op die kaart leert ons, dat er lang niet zooveel wordt waargenomen als men zou denken. Laten wij dat eens nauwkeurig nagaan.