Met genoegen zag ik het opstel van den jongen Engelschman J.w.L. GLAISHER in ons Album herdacht, en wil volgaarne voldoen aan de uitnoodiging, blz. 119. EZECHIEL DE DECKER was in 1626 “Rekenmeester ende Lantmeter, residerende ter Goude” en gaf als zoodanig onderwijs in “de Meetkonst ende Rekenkonst”. De “groote en verdrietighe Rekeninghen, die in dezelfde voorkomen”, deden hem met ingenomenheid de Mirifici Logarithmorum Canonsis Descriptio van NEPER begroeten, doch hij was “in de Latijnsche Sprake onervaren”, en vroeg dus aan den “konstlievenden Jonghman ADRIAEN VLACK (die hem doenmael met grooten ijver in de Meetkonst oeffende)”, het werk te vertalen. Hij was toen daarmede niet tevreden, het ging hem te hoog. Spoedig daarop toonde VLACK hem de Rhabdologia van NEPER, en vertaalde dit werk in het “Duyts”. Daarop lieten zij de Arithmetica Logarithmica van HENRICUS BRIGGIUS en de Tafel van EDMUND GUNTERUS uit Engeland komen. “Alle ’t welcke ons sonderlingh behagende”, besloot DE DECKER tot de uitgave van zijn “Nieuwe Telkonst”, waarvan het Eerste deel (ter Goude 1826 in 4”) bevatte “twee Boecken van de Tellingh door Roetjes, een Aenhangsel van het Veerdigh Gereetschap voor Vermenighvuldigingh, ende de Plaetselicke Telkonst, alles ghevonden door JOANNE NEPER en overghezet door ADRIAEN VLACQ” (aan wien derhalve de eerste 148 bladzijden toekomen). Daarop volgt “EZECHIEL DE DECKER, van Coopmans Rekeningen” (blz. 149—308), “Jaer- en Maent-Tafels van Interest” (120 blz.), en eindelijk “de Thiende, door SIMON STEVIN” (blz. 1—27), met een afzonderlijken titel, zoo als die ook afzonderlijk werd uitgegeven.