In eene der jongste zittingen van de Académie des Sciences heeft de maarschalk Vaillant, medelid der Akademie, eene zeer belangrijke mededeeling gedaan. Hij legde namelijk eenige looden geweerkogels over, die door insekten doorboord waren. Die kogels waren besloten geweest in patronen, bestemd voor de keizerlijke garde, toen deze zich in de Krirn bevond. Binnen een dier kogels vond men zelfs het insekt, dat de holte geboord had. Het was verdroogd, doch behoorde duidelijk tot de Hymenoptera of Vliesvleugelige insekten. Aan den heer duméiiil werd door de Akademie opgedragen, om deze voorwerpen nader te onderzoeken, en wij meenen onze lezers geen ondienst te doen, met, na hetgeen zij onlangs in dit Album hebben kunnen lezen aangaande dieren, die niet alleen hout, maar ook kalk en steen weten te doorboren, hun nu ook het een en ander mede te doelen uit het verslag van den heer duméiui. over die diertjes, voor welke zelfs metalen niet veilig zijn. Het feit, dat sommige insekten metalen, vooral lood, weten te doorboren, is niet nieuw. Waarnemingen van dien aard zijn reeds bekend gemaakt door andouin (1823), westwood (1838), Eugène Desmarest (1844), du boys, van Limoges (1843) en anderen. Meest betroffen die waarnemingen looden platen en kogels, doorboord door Schildvleugelige insekten of kevers van de geslachten Callidium en Bostrichus. Zeer opmerkelijk is de waarneming, door den heer du boys aan de Société d’Agriculture te Limoges medegedeeld. Zij betrof stereotyp-vormen, die, gelijk bekend is, bestaan uit een metaalmengsel, dat veel harder dan lood is, en die toch door insekten doorgraven en bedorven waren. Men ontdekte op twee plaatsen regelmatig ronde gaten, ongeveer 4 millim. in diameter, en 14 millim. diep. Om deze gaten te maken had het dier eerst een aantal bladen papier moeten doorboren, vervolgens eene metalen plaat, dan weder een blad stroopapier, vervolgens twee stereotyp-vormen, een ander blad papier, en, toen weder eene metalen plaat ontmoetende, had het deze slechts aan de oppervlakte aangetast. Al deze doorboringen pasten volkomen op elkander, en vormden te zarnen eene soort van kanalen, even als de bogtige kanalen, die men in hout aantreft, wanneer men dit in eene bepaalde rigting doorzaagt. Benige dier kanalen waren 10 millim. diep, en in eene schuinsche rigting. Het kanaal, overal even wijd,.liet aan zijne wanden de sporen erkennen van dc kaken der insekten, die er in gevonden werden: het waren twee bostrichi (Bostrichus capucinus Geoffr, Apate Capucina Fabr.).