Aan ieder, die met eenige opmerkzaamheid de levende natuur beschouwt, moeten twee bijzonderheden zeer spoedig in het oog vallen, die men bijna bij eiken stap in de gelegenheid is waar te nemen, — het zijn de eenheid, die in het plan der organische schepping heerscht, maar tevens do groote verscheidenheid, die wij hij de uitwerking van dat plan opmerken. Het is deze laatste, die ons ’t eerst en in den beginne het meest treft. Welk een oneindig verschil merken wij tusschen de bewerktuigde wezens op! Hoe zeer zijn de dieren van de planten onderscheiden, en welk een oneindige rijkdom van vormen en vaak zeer niteenloopende eigenschappen bieden ons die beide rijken der natuur aan. Onder de duizende en duizende diersoorten, die wij kennen, geene eene, die niet van al de andere in eenige bijzonderheid verschilt, en wanneer wij de meest op elkander gelijkende groepen zamenvatten, welke belangrijke en gewigtige verschillen merken wij dan tusschen deze op! Maar zoodra wij dieper doordringen en het uiten inwendige maaksel dier diorgroepen bestuderen en onderling vergelijken, dan bemerken wij, dat die oneindige verscheidenheid aan eene hoogere eenheid ondergeschikt is, dat alle geslachten en soorten van elke groote afdeeling des dierenrijks naar een gemeenschappelijk plan gevormd zijn, waarvan al de verschillen, die wij geleerd hadden op te merken, slechts wijzigingen zijn, — ja dat zelfs die groote, algemeene afdeelingen, die wij als verwezenlijkingen van even zoo veel plannen hebben leeren kennen, ook onder elkander weder zamenhangen en door ééno gedachte worden beheerscht. De wegen, langs welke de natuur uit één grondplan zoo oneindig vele verscheidenheden heeft weten te voorschijn te brengen, de wijze, waarop zij op één thema een zoo verbazend grooten rijkdom aan variatiën heeft doen ontstaan, zijn zeer verschillend. Eene daarvan, en wel eene zeer opmerkenswaardige, is deze, dat zij soms het organisme van een of ander tot eene zekere klasse behoorend dier wijzigt, door daaraan ’t een en ander toe te voegen, dat niet bij die klasse, maar bij eene geheel andere tehuis behoort. Dit is eene der wijzen, waarop de zoogenaamde overgangsvormen ontstaan. Ik wonschte thans over een op die wijze ontstaanden overgangsvorm te spreken, en wel over de in velerlei opzigt hoogst belangrijke, maar over ’t algemeen minder bekende afdeeling der Buideldieren.