De oorlog van de Engelschen tegen Afghanistan heeft veler oogen op dat tot dusver aan de meesten wel niet anders dan bij name bekende land gevestigd, en het komt mij voor, dat het alzoo aan sommigen niet anders dan welgevallig zijn kan, indien hunne aandacht een oogenblik bepaald wordt bij het volk, dat het genoemde land bewoont, — een volk, dat ook uit anthropologisch en ethnologisch oogpunt wel die aandacht verdient. Ik zal niet noodig hebben de ligging van het land der Afghanen (Afghanistan) te beschrijven en mag veronderstellen, dat ieder mijner lezers, in dezen tijd, nu de dagbladen bijna dagelijks berichten mededeelen omtrent de toerustingen en de aanvankelijke vorderingen der Engelschen, wel eens een oog heeft geslagen op de kaart van Azië, eerst om zich het belang duidelijk te maken dat de Engelschen hebben bij Afghanistan als voormuur tegen de Russen, vervolgens om op de hoogte te blijven van de krijgsgebeurtenissen. Genoeg zij het hier op te merken, dat Afghanistan met het ten zuiden daarvan gelegen Beloedsjistan voor ’t grootst gedeelte bestaat uit eene bergvlakte, omringd door gebergten, en op welke zelve ook hier en daar bergen met daartusschen gelegen dalen voorkomen, terwijl een ander gedeelte uit vlak land bestaat. Het klimaat is wegens de hoogte, waartoe het land zich verheft, zeer gematigd en koel, niettegenstaande de zuidelijke ligging er van. Het gevolg daarvan is, dat Europeesche gewassen daar met die der subtropische landen kunnen tieren en dan ook hier en daar in overvloed worden aangetroffen.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| Album der natuur | |
| CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
| Organisation | Kruseman |
|
D. Lubach. (1879). De Afghanen. Album der natuur, 28(1), 89–96. |
|