“Op geen gebied van mensebelijk weten ging onze eeuw met meer zekeren tred en sneller vaart voorwaarts dan op dat der natuurwetenschappen.” Zoovelen mijner lezers deze of eene dergelijke opmerking maakten werden zij zeker meestentijds tot haar gedrongen door het aanschouwen van de groote dingen, als in eene spanne tijds rondom hen te weeg gebracht. Bergen zijn doorboord, zeeën vereenigd, afstanden te niet gedaan; zelfs in de naaste omgeving rust het oog, waar het straks nog over kale heide of kille plassen dwaalde, met welgevallen op de vruchtbare landouwen, die eene voor het vuur des hemels beschermde hoeve omgeven.