In de Berichte der Kgl. böhm. Ges. der Wissenschaften vom 12 März 1886 komt een verhandeling voor van den heer AUGUSTIN over het hier boven aangeduide onderwerp, die de resultaten bevat van een uitgebreid onderzoek. Tot dit onderzoek zag hij zich genoopt door de beschouwing, dat, evenals bij den overgang der zon van de eene naar de andere zijde des evenaars er in het gebied der moussons een verandering in de windrichting plaats heeft, die de aandacht trekt van den meest oppervlakkigen waarnemer, er ook buiten de keerkringen verschillen bestaan moeten, die niet dan door het bestudeeren van lange reeksen van waarnemingen merkbaar zijn. Om nu nategaan hoe daar in den loop van het jaar de acht windrichtingen veranderen, in welke maanden zij elk in het bijzonder het veelvuldigst optreden en welke richting de loop van deze maxima heeft, zijn door AUGUSTIN de waarnemingen bestudeerd, gedaan op ongeveer 700 stations, die over alle werelddeelen verspreid liggen. Vooral aan de kuststreken wijdde hij zijne bijzondere aandacht, omdat zij uitsluitsel kunnen geven omtrent den invloed der verdeeling van land en water op het verband tusschen het draaien van den wind en de wisseling der jaargetijden.