1887
De veranderingen in de dagelijksche beweging van de komeet van Encke
Publication
Publication
Album der natuur , Volume 36 - Issue 1 p. 158- 159
ENCKE zelf heeft, zooals men weet, het eerst aangetoond, dat de omloopstijd van de naar hem genoemde komeet voortdurend afneemt, dat dus de snelheid in hare haan steeds toeneemt. De oorzaak van dit verschijnsel, dat bij de andere hemellichamen zijn wederga niet vindt, meende ENCKE te vinden in den weerstand, dien de in het gansche heelal verspreide aether op dit lichaam van groot volume en kleine massa uitoefende. Omgekeerd meende men dan ook in die regelmatig veranderende beweging een materieel bewijs voor het bestaan van dien aether te zien. De berekeningen, door ENCKE uitgevoerd, werden door von ASTEN nagegaan en nauwkeurig bevonden; ook hij kwam in hoofdzaak tot hetzelfde resultaat. Hij voegde daaraan de berekening toe van de waarnemingen, tusschen 1819 en 1868 gedaan, en het gelukte hem, door het aannemen van eene gelijkmatige versnelling, te komen tot uitkomsten wier afwijking van de waarnemingen uit de werking van moeielijk te berekenen storingen konden verklaard worden. Niet zoo ging het von ASTEN, toen hij de waarnemingen, van 1871 tot 1875 gedaan, bij de vroegere poogde aan te sluiten; als hij aannam dat de vroeger aangenomen versnelling in het tijdvak 1868 —1871 standvastig was gebleven, voerde namentlijk de berekening hem tot plaatsen, die met de waargenomene niet overeenstemden. Het was slechts mogelijk beiden, berekening en waarneming, tot overeenstemming te brengen als men aannam dat in dat tijdvak er een storing had plaats gehad, die bijna geheel en al de versnelling had opgeheven, welke daarin volgens de hypothese had moeten plaats hebben.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| Album der natuur | |
| CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
| Organisation | Kruseman |
|
E. van der Ven. (1887). De veranderingen in de dagelijksche beweging van de komeet van Encke. Album der natuur, 36(1), 158–159. |
|