Wat de verlichting betreft staan de groote verkeersgelegenheden te land nog verre achter bij die te water. Terwijl geen nieuwe passagiersboot electrische verlichting mist, moeten wij ons op de spoorwegen nog maar steeds met een gasvlammetje of met een petroleumlamp behelpen. Nu is het wel waar, dat men op een mailboot, waar men soms dagen achtereen zich moet zoeken bezig te houden, aan eene uitmuntende verlichting meer behoefte heeft; men zou zelfs verder hunnen gaan en zeggen, dat het toch wel niet noodig kan geacht worden , dat iedere spoorwegreiziger in staat worde gesteld ook des nachts zijn roman te lezen. Maar dan blijven toch noch altijd de goederenwagens en de postwagens over; vooral deze laatste, waarin bijna voortdurend de beambten ingespannen moeten bezig zijn met een arbeid, waarbij het zeer op de oogen aankomt. Twee mededeelingen van den laatsten tijd schijnen aan te duiden , dat men echter op dit gebied niet gansch stil zit. Zoo komt in het Centralblatt für Elektrotechnik een verslag voor aangaande de proefnemingen, op de lijn Stuttgart—Hall van de Koninkl. Wurtembergsche spoorweg gedaan. Volgens deze kan de verlichting van spoorwegwagens op eene wijze worden verkregen, die niet te duur en niet te omslachtig is. De verlichting moet dan door middel van accumulatoren geschieden , Waardoor de wagens even onafhankelijk van elkander zijn als bij eene verlichting door petroleum of gas. Al naar het systeem, dat men aanwendt, komt het electrische licht per lamp van drie kaarsen en per uur te staan op 2,60 tot 3,36 Pfenningen (1 ½ à 2 cts.), wanneer men rekent op 2100 uren brandens, op eene vernieuwing van alle lampen na 600 uren brandens en op 30 percent in het jaar amortisatie op de waarde der accumulatoren.