Wij schreven Mei 1881. De groote aanplakbiljetten, waarboven in naar evenredigheid groote letters »La Force et la Lumière” was te lezen, waren nog hier en daar te Parijs op de muren te zien, al begonnen ze ook reeds plaats te maken voor anderen of daardoor te worden bedekt. De klinkklank van opgeschroefde dagbladartikelen zat ons nog in de ooren, al trachtten reeds ernstige mannen ze weêr gevoelig te maken voor de stem der wetenschap. Wat ze vertelden die billetten, die artikelen? Er bad zich een maatschappij gevormd, die door middel van de electriciteit kracht en licht bij de lieden aan huis zou bezorgen. Zij zou voor groote en kleine machines beweegkracht leveren, spoorwegen en tramwegen daarmede bedienen, licht verschaffen, verdeeld zooals men het zou wenschen en ieder zou betalen naar verhouding van de electriciteit, die hij verbruikte. Zij zou dit echter niet dadelijk doen; niet vóór 1883. Tot zoolang zou de maatschappij abonnementen aannemen en ook — wel vriendelijk! — inschrijvingen op haar kapitaal. Maar wat uitvoeren zou zij voorloopig niet. Dat klonk wel zonderling; sommigen waagden het zelfs te raeenen, dat, al trachte de maatschappij nu niet dadelijk te voldoen aan al de aanvragers, die zich in hare kantoren zouden verdringen, het toch de geheele onderneming steunen zou als eenige weinige abonnés dadelijk werden geholpen. Dien steun echter scheen zij te kunnen missen; niet vóór 1883.