In het Wetenschappelijk Bijblad vermelden wij in het kort de mededeeling, door prof. MASCART aan de Parijsche akademie gedaan, betreffende eene groote magnetische storing, in den nacht tusschen den 13en en den 14en Februari 1.1. aan het magnetisch observatorium in het park van St. Maur waargenomen. Ook deelen wij daarbij mede , dat genoemde natuurkundige dit verschijnsel eerder in verband bracht met een prachtig noorderlicht, waarvan in een telegram in de New- York Herald van den 14en sprake was, dan met een groote zonnevlek, die den 12en was waargenomen en door den heer MORREAUX , directeur van het observatorium , gephotografeerd. Het kwam er maar op aan te weten, in hoeverre de tijdstippen, waarop beide verschijnselen zich vertoond hadden, samenvielen; was die overeenkomst voldoende , dan lag een noodzakelijk verband tusschen de opmerkelijke maar kortstondige afwijkingen van de magneetnaald en het noorderlicht meer voor de hand, dan tusschen gene en een zonnevlek, die reeds den 6en aan den oostelijken rand van de zon zichtbaar was en, in verband met den omwentelingsduur der zon, eerst den 20en zou verdwijnen. De New-York Herald, als altijd bij de pinken, gaf in haar ochtendeditie van den volgenden morgen den Amerikanen het volgende antwoord op de in den nacht aan dat blad overgeseinde vraag, welk antwoord , direct naar Parijs overgeseind , ook door de Fransche ochtendbladen te gelijk met de vraag werd meêgedeeld.