1892
De planeet Mars in onze nabijheid
Publication
Publication
Album der natuur , Volume 41 - Issue 1 p. 380- 382
Sedert, in 1877, HALL te Washington de manen van Mars ontdekte, is die planeet niet weder zoo dicht bij de aarde geweest als in dezen zomer. Toch bedroeg nog haar kleinste afstand, op den 6den Augustus e.k., 56,230,000 kilometers: in 1877 stond zij ongeveer 100,000 kilometers nader bij. Voor plaatsen op onze breedte werden de voordeelen, die deze groote nabijheid den waarnemer bood, aanzienlijk opgewogen door haren lagen stand, die, ten gevolge van de storende werking van onzen dampkring, waarneming bij sterke vergrooting onmogelijk maakte. Maar op zuidelijk van den evenaar gelegen plaatsen, waar des middernachts Mars hooger aan den hemel staat, heeft men de bizonderheden op hare oppervlakte met goed gevolg kunnen bespieden. En dit is van belang, omdat van geen hemellichaam de oppervlakte zooveel raadselachtigs te zien geeft; niet alleen den leek, die, ongeoefend als hij is in zulke waarnemingen, zelfs weinig bizonders zien zou al was zijn oog met een sterken kijker gewapend, maar zelfs eenen ervarenen waarnemer als SCHIAPARELLI, die verklaart, dat hij gedurende langen tijd op deze planeet niets bizonders zag of, als hij iets zag, niet begrijpen kon wat het was. »Mijne eerste teekeningen”, zoo schreef hij, »vind ik nu haast belachelijk. Het is ongelooflijk hoeveel men in deze zaken door den tijd moet leeren.” Het meest gemakkelijk is in een goeden kijker op Mars een witte vlek te herkennen, aan de bovenrand van de schijf gelegen; dat is de ijsgordel, die de zuidpool omgeeft, welke pool in den tegenwoordigen stand der planeet der aarde is toegewend. De noordpoolzone is, daar die pool van ons is afgewend, thans niet zichtbaar. Reeds dadelijk na de ontdekking dezer vlekken, in de 17de eeuw, vermoedde men, dat zij sneeuw- of ijsvlakten konden zijn; en dit vermoeden werd zekerheid, toen W. HERSCHELL aan den dag bracht, dat die vlekken in omvang toe- en afnemen, al naarmate een pool winter of zomer heeft. Den 13den October komt dit jaar in het zuidelijk halfrond van Mars de zon het hoogst te staan, zoodat de thans voor ons zichtbare sneeuwvlakte reeds aan het afnemen is. Naar de bewering van LASSELL en SCHIAPARELLI zou dit duren tot twee maanden na den middenzomer. Rondom het midden van de schijf van Mars heeft men reeds 250 jaar geleden groote donkere vlekken waargenomen waarvan men, als de planeet zoo kort mogelijk nabij ons staat, met een goeden tooneel-kijker reeds sporen ziet. Algemeen houdt men deze donkere vlekken voor zeeën, terwijl dan de heldere deelen, die de donkere vlekken omgeven, vast land zullen voorstellen.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| Album der natuur | |
| CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
| Organisation | Kruseman |
|
E. van der Ven. (1892). De planeet Mars in onze nabijheid. Album der natuur, 41(1), 380–382. |
|