Bij de hooge vlucht, die de toepassing van het electrisch licht in de laatste jaren heeft verkregen, was het te verwachten, dat overal, waar in deze richting de industrie zich ontwikkelt, fabrieken zouden verrijzen, waar de koolspitsen worden vervaardigd, die in de zoogenaamde booglampen dienst doen. Nergens is dit echter zoo zeer het geval als te Neuremberg, waar thans zes groote fabrieken zijn, die dagelijks arbeid verschaffen aan honderden werklieden. De grondstof, waaruit deze koolspitsen worden vervaardigd, is retortenkool; dat wil zeggen die harde, saâmgepakte cokes, die, als in de gasfabrieken het gas uit de steenkolen is gedestilleerd, op den bodem en tegen de wanden van de retorten blijft zitten. Het spreekt van zelf, dat deze grondstof nog door vele handen moet gaan eer zij koolspits is geworden. In de eerste plaats wordt de retortenkool fijn gestampt in molens met drie stampers, die op beweegbare stalen roosters vallen, waarop de kool ligt; wat fijn genoeg is valt door die roosters heên en wordt over een zeef gewreven. De groote stukken, die bij deze bewerking overblijven, worden onder vertikaal rondloopende molensteenen, die van 950 tot 1250 kilogram wegen, fijn gemalen tot de grootte van een tarwekorrel. Deze korrels worden gezeefd in een builkist, die de stof laat doorvallen, welke aan hunne oppervlakte hangt; en het is eerst deze stof, die geschikt is om er koolspitsen van te maken. De korrels, die dan overblijven, worden, met de kleine stukjes, die bij het stampen door de zeef vielen, gemengd en wanneer eindelijk dit alles te zamen is gegaan door een pletmolen met zes cilinders, zoodat men niets dan stof overhoudt, dan pas is de voor het doel onmiddelijk geschikte grondstof verkregen. Men bevochtigt die met een bindende stof en laat de wat te weeke massa in een eest drogen, tot het deeg de verlangde consistentie heeft.