In de Annales des mines worden door een bekend hoofdingenieur bij het mijnwezen, den heer OLRY, bizonderheden medegedeeld omtrent hetgeen hij eene ziekte der stoomketels noemt; hij geeft haar den naam »corrosion par pustules”. Het is bekend, dat wanneer men de stoomketels onzuiver water te verdampen geeft, zich op hun binnenwand ketelsteen vormt, die men door verschillende middelen tracht te verwijderen, wiens verwijdering echter den ketel zelf onaangetast laat. Men zou hieruit besluiten , dat het dus het best zou zijn, alleen zuiver water in de ketels te brengen. Niets is echter minder waar. Indien men een stoomketel voortdurend voedt met zuiver water, dan wordt de binnenwand langzamerhand bedekt met bobbels (puisten), wier inhoud geoxydeerd is. Als zulk een puist berst, dan ontstaat er, ter plaatse waar die gezeten heeft, een holte, zoodat op don duur de veiligheid gevaar loopt. Soms ook laten die kleine paddestoelen op eens los en verzamelen zij zich op den bodem, in den vorm van eene uit poreuse stukjes saâmgestelde korst.