Onder dezen titel geeft de heer W. T. LYNN , in Nature van 29 Nov. 1.1., een overzicht van het vele belangrijke, dat sedert hare ontdekking de naar ENCKE genoemde, thans weder in de nabijheid der aarde teruggekeerde komeet, den sterrekundigen heeft te denken en te aanschouwen gegeven. Wij meenen onze lezers met een uittreksel uit zijn mededeeling genoegen te doen, daarbij achterwege latend, wat hij in den aanhef aangaande de komeet van HALLEY zegt. Den naam, waaronder zij thans algemeen bekend is, ontving de komeet naar den sterrekundige, die de werkzaamheden aan het toen pas opgerichte observatorium te Berlijn bestuurde. Vele kometen zijn sedert op den voorspelden tijd teruggekomen, maar toen ENCKE aantoonde, dat de kleine komeet, die door PONS te Marseille op den 26sten November 1818 ontdekt werd, identisch was met de in 1786 door MÉCHAIN , in 1795 door Miss HERSCHELL en in 1805 door THAILS het eerst geziene , had de toen reeds voorspelde terugkomst van HALLEY’S komeet nog niet plaats gehad en evenmin die van de door ENCKE zelf en door BESSEL in 1812 en 1815 waargenomen kometen, die plichtmatig in 1883 en 1887 op het appel zijn gekomen. Het meest merkwaardige van de komeet van ENCKE was hare periode van 1212 dagen; zij moest dus in 1822 terugkeeren. En zij deed dit, al was zij dan ook alleen in het zuidelijk halfrond zichtbaar , dat toen nog maar één observatorium bezat, het te Paramatta in New South Wales door Sir THOMAS BRISBANE opgerichte, waar de komeet op den 2den Juni door RÜMKER werd teruggezien. De volgende terugkomst, die in den herfst van 1825 plaats had, was in ons halfrond zichtbaar en sedert heeft de komeet nooit gemist op het voor haar bepaalde rendez-vous.