Helium Het zonne-element

Voor diegenen onzer lezers, die getrouw in het Wetenschappelijk Bijblad¹ de rubriek »Scheikunde” nagaan, is het een bekende zaak, hoe het pas ontdekte argon aanleiding heeft gegeven tot het vermoeden, dat thans ook de raadselachtige stof is gevonden, waarvan men tot nog toe meende dat zij de eenige niet aardsche was, wier voorkomen in de ehromospheer der zon was geconstateerd en die men daarom Helium noemde.¹ Bij de bereiding toch van argon uit cleveït ontstond, naar dr. DOIJER VAN CLEEFF ter aangehaalde plaatse mededeelt, een stof, waarvan het kleurenbeeld met dat van argon zelf in menig opzicht verschilt, onder anderen hierin, dat er een gele streep in voorkomt, die, even als de streep D3 in het spectrum van de chromospheer, naar de zijde van het groen afwijkt van de dubbele streep D, die het spectrum van de natriumvlam vormt. Crookes, die de golflengte van den streep bepaalde, vond dat deze met de golflengte van de streep D3 overeenkwam. Het goed begrip van deze voor de wetenschap hoogst belangrijke mededeeling vordert niet slechts dat zij, die er kennis van nemen, zich duidelijk voor oogen stellen hoe in het algemeen de aanwezigheid van een of andere stof verraden wordt door het kleurenbeeld van de vlam, waarin zij als gloeiende damp voorkomt, maar tevens hoe in het bizonder men in staat is dit middel aan te wenden, waar het er op aan komt de samenstelling van eenig lichaam, o. a. ook van het omhulsel der zon, te bepalen. De overweging dan ook, dat het velen dier lezers aangenaam zou kunnen zijn in deze twee opzichten nader te worden voorgelicht, brengt er mij toe in korte trekken weêr te geven en aan te vullen, wat ik voor jaren daaromtrent uitvoerig nederschreef.¹